F4 Theorie

Het lespaard en de voorbereiding

Een paard benaderen

Om te voorkomen dat een paard schrikt is het belangrijk dat hij je hoort aankomen. Praat daarom altijd vriendelijk als je op een paard afloopt. Als je een paard uit zijn stal (ook wel box genoemd) gaat halen, kijk dan of hij met zijn hoofd naar de deuropening staat. Zo niet, haal er een instructeur bij, die hem voor je omdraait. Als je nog weinig ervaring hebt is het verstandiger dat er iemand met je meeloopt en je helpt om het halster om te doen.

Niet ineens je hand naar zijn hoofd uitsteken, want daar schrikt een paard van. Maak kalme bewegingen. Doe rustig de staldeur open, praat tegen het paard en aai hem over de hals.

Mensen die nog niet zoveel van paarden weten steken soms plotseling hun hand uit om het hoofd te aaien, vaak van voren in de richting van de ogen of het voorhoofd. Een paard heeft zijn ogen echter opzij van zijn hoofd zitten. Daardoor is er een plek voor zijn neus, waar hij niet zo goed ziet, dus zulke bewegingen op zijn gezicht af zijn griezelig voor hem. Het is beter om hem van de zijkant te benaderen en je arm vooral rustig in de richting van zijn hoofd en nek te bewegen.

Met een paard lopen

Als je met een paard aan de hand loopt hoor jij aan de linkerkant te blijven. Dit is een overblijfsel uit het verleden, toen paardrijden iets was voor ridders en mensen van adel, getooid met een zwaard. De meeste mensen zijn rechtshandig en een zwaard trek je kruislings, dus dat hing aan je linkerzijde. Als je dan links naast het paard liep, hing het zwaard niet in de weg.

Loop naast het paard, niet ervoor. Dat is veiliger en je kunt hem beter sturen. Houd het touw of de teugels met je rechterhand vrij dicht bij het hoofd vast. Touw of teugels nooit om je hand wikkelen, dat is erg gevaarlijk.

Een paard meenemen uit de box

Om een paard mee te nemen uit zijn stal maak je een halstertouw vast aan het halster, dat daarvoor in het midden aan de onderkant een ring heeft. Neem nooit een paard alleen aan het halster mee als je hem meevoert, met een touw heb je meer ruimte om hem vast te houden mocht hij opzij stappen.

Voordat je het paard aan het halstertouw meeneemt moet je even goed kijken of de staldeur helemaal open is, zodat het paard niet met zijn heupen achter de rand blijft haken. Maak de draai niet te kort, een paard is een groot dier. Nooit het touw om je hand wikkelen, dat is gevaarlijk als hij onverhoopt toch schrikt.

Een paard terugzetten in de box

Als je een paard terug op stal zet, loop dan helemaal mee naar binnen en draai hem pas om als hij weer met zijn hoofd in de richting van de uitgang staat. Pas dan doe je het halster af, geef hem nog een aai over zijn hals en loop rustig naar buiten. Niet vergeten de deur weer goed dicht te doen.

Met een paard naar de bak lopen

Als je een paard meeneemt aan de teugels, zorg dan dat je twee vingers van de rechterhand tussen beide teugels hebt, zodat je het bit niet pijnlijk in de mond vastknijpt. Als je door de deur gaat met het paard aan de hand, zorg dan dat je een ruime draai maakt, zodat hij niet met zijn achterkant tegen de deurpost stoot.

Neem je een paard mee de rijbaan in, doe dan niet zomaar de deur open. Kijk goed of er niet toevallig iemand aankomt. Het is gebruikelijk om ‘deur vrij’ te roepen, waarna je de deur pas opent als daar een bevestigend antwoord op is gekomen. Het betekent dat iedereen weet dat jij naar binnen komt en daar rekening mee houdt.

Belonen

Er zijn verschillende manieren waarop je een paard kunt belonen of aanhalen. Vriendelijk praten, zachtjes op de hals kloppen, aaien, in zijn manen kriebelen, dat zijn allemaal benaderingen die een paard prettig vindt. Sommige paarden vinden het niet zo fijn als je in de buurt van hun ogen of oren komt. Trekt hij zijn hoofd weg, blijf daar dan uit de buurt.

Geef nooit zomaar snoepjes, wortels of suikerklontjes aan een paard. Ze worden er soms bijterig van of gaan bedelen. Als er meer paarden bij elkaar staan worden ze jaloers. Heb je wat lekkers meegenomen, vraag dan aan de stalbeheerder of de instructeur of je het aan een paard mag geven.

Als je in overleg wel iets lekkers aan een paard geeft, doe dat dan op je vlakke hand, met je duim aangesloten, zodat je vingers niet tussen de tanden kunnen komen. Het is nog verstandiger om het in de voerbak te leggen, zodat het paard niet bij jou leert bedelen.

Even met rust laten

Bij een manege lopen vaak veel mensen rond en sommige paarden hebben even geen zin in al die aandacht. Draait hij van je weg of doet hij zijn oren naar achteren, laat hem dan met rust.

Gedrag

Kuddedier

Paarden zijn van nature kuddedieren, die het liefst in grote groepen samenleven. Ze praten niet me elkaar zoals wij, maar geven elkaar aan wat ze bedoelen met hun lichaamstaal. Als je die signalen leert begrijpen weet je wat een paard voelt en denkt. Dat is belangrijk, want dat voorkomt onbegrip. Als je snapt hoe een paard in de natuur leeft en zich in een kudde gedraagt weet je beter hoe hij zal reageren. Dat maakt de omgang met paarden en het berijden ervan leuker.

In een kudde leeft een paard tussen soortgenoten. Hij is daarom liever niet alleen. Als je in je eentje ergens rijdt en je komt andere paarden tegen, dan zal jouw paard achter die anderen aan willen in plaats van naar jou te luisteren. In een kudde doen paarden het gedrag van elkaar na. Gaan er een paar rennen, dan wil de rest meedoen.

Binnen een kudde hebben paarden vriendjes, maar ook paarden die ze minder graag mogen. Eentje is de baas. Als je met zijn allen achter elkaar rijdt is het belangrijk om voldoende tussenruimte te houden, zodat paarden die elkaar niet zo mogen niet lelijk tegen elkaar kunnen doen.

Vluchtdier

Paarden zijn vluchtdieren. Dat betekent dat ze proberen aan gevaar te ontsnappen door hard weg te rennen. Niet alle paarden reageren hevig als ze schrikken. Van nature zijn ze vriendelijk en niet agressief naar mensen toe. Als ze al wat langer met mensen omgaan en op een plek zijn die ze goed kennen, zullen ze niet snel op hol slaan of een trap geven. Lespaarden in een manege worden uitgezocht op hun brave en rustige karakter.

Toch is het wel belangrijk om te onthouden dat ook brave paarden ergens bang voor kunnen zijn. Voorkom dat een paard schrikt van jou, bijvoorbeeld als je er onverwacht aankomt. Hoe doe je dat? Door tegen hem te praten en nooit te hollen in de stal. Loop rustig op hem af, het is niet verstandig om op de achterkant van een paard af te gaan. Hij ziet je dan niet aankomen. Als het niet mogelijk is om voorlangs te lopen, waarschuw het paard waar je bent door te praten.

Oren

Als je nog niet zoveel weet van een paard kun je toch redelijk eenvoudig zien aan de oren in wat voor humeur hij is. Een paard kan zijn oren alle kanten op draaien. Wijzen ze recht naar voren, dan is hij in een vriendelijke bui, belangstellend en op iets geconcentreerd. Staan de oren opzij gericht en hangen ze een beetje, dan is het paard ontspannen, slaperig en moe. Een oor naar voren en een oor naar achteren betekend dat hij wel tevreden is, maar hij heeft iets achter zich gehoord, of weet noet niet zo goed wat hij ervan moet vinden. Oren die naar achteren gericht zijn kan betekenen dat hij daar iets hoort, maar meestal is het een teken van ontevredenheid. Oren plat achterover is een slecht teken, het paard is boos of bang.

De gangen van een paard

Stap

Stap is de eerste gang van het paard. Het paard tilt zijn benen een voor een op en zet ze weer neer. Omdat het niet zo hard gaat is het ook de makkelijkste gang om mee te beginnen. Belangrijk is dat je probeert te voelen hoe het paard onder je beweegt en dat je meebeweegt in dit ritme. Het voelt een beetje alsof om de beurt je ene bil en dan je andere bil naar voren wordt meegenomen.

Draf

In draf tilt een paard steeds twee benen tegelijk op en heeft hij er twee aan de grond, diagonaalsgewijs. Voor een ongeoefende ruiter voelt dit als een stuiterende gang, waarbij je uit het zadel omhoog wordt gegooid tijdens het zweefmoment. Bovendien gaat het een stuk harder dan de stap. Het wordt pas leuker als je leert lichtrijden, waardoor je de bewegingen kunt opvangen.

Als je nog meer ervaren bent en hebt geleerd om de bewegingen van het paard in je lichaam op te vangen kun je doorzitten in draf, zonder te stuiteren.

Lichtrijden

Draf is een enigszins stuiterende gang, waarbij het paard steeds diagonaalsgewijz twee benen aan de grond heeft met een zweefmoment ertussen.

Door licht te rijden kun je de beweging opvangen. Dit voelt voor de ruiter veel makkelijker. Het paard gooit je in draf omhoog, veer mee en blijf heel kort staan in de beugels, waarbij je je knieen tegen het zadel houdt voor steun, maar zonder te knijpen. Neemt de beweging van het paard je weer mee naar beneden, ga dan zachtjes zitten. Als je er net mee begint helpt het soms om hardop te tellen of sta-zit te zeggen, om het ritme vast te houden.

Probeer je bovenlichaam rechtop te houden, in evenwicht, anders schuiven je benen van de juiste plek af en breng je je paard uit balans. Ga niet te hoog staan. Een klein stukje opwippen is voldoende, maar niet meer dan het paard je opgooit.

Galop

Galop is de snelste gang van het paard. Het is een beweging in drieën en dat hoor je ook, want als je goed luistert klinkt het als ‘ka-ta-klop’. Het paard zet af met zijn buitenachterbeen, het afzetbeen wordt opgetild terwijl het binnen voorbeen als laatste op de grond wordt gezet. Net als in de draf heeft een paard in de galop ook een zweefmoment, waarbij alle vier de benen even los van de grond zijn.

Hoewel de galop makkelijker voelt dan de draf, minder stotend en meer als een golfbeweging, vinden veel ruiters het toch een moeilijke gang omdat het harder gaat. Je moet leren je rug los te laten en daarmee de beweging van het paard te volgen, zodat je met je achterste in het zadel kun blijven.

De goede galop

In stap en draf maakt het niet uit welke kant je op gaat, linksom of rechtsom, er is maar een soort stap of draf. Bij de galop is dat anders, een paard heeft een linker- en een rechtergalop. Om het verschil te leren moet je eerst weten hoe een paard zijn benen gebruikt in galop. Deze gang kent drie fasen en een zweefmoment.

In de linker galop is het rechter buiten achterbeen het afzetbeen dat het eerst wordt neergezet. Het linker binnen voorbeen grijpt het verst naar voren en wordt als laatste op de grond geplaatst. In de rechter galop is dit andersom.

Aan het binnen voorbeen is het makkelijkst te merken of je in de goede galop zit. Als je even snel naar beneden kijkt kun je zien of dat been het verst naar voren komt. Hoe meer ervaren je wordt als ruiter, hoe beter je dit kunt voelen, zodat je niet langer ter controle hoeft te kijken.

Je zit dus in de goede galop als je linksom in de linker galop en rechtsom in de rechter galop rijdt.

Figuren

Gebroken lijn

Een gebroken lijn loopt vanaf een hoekletter naar de X en dan terug naar de volgende hoekletter aan het einde van de lange zijde. Het zijn dus drie bochten en twee stukken rechtuit.Belangrijk bij dit figuur is dat de rechte lijnen die erin zitten netjes recht worden en dat de wending in het midden op de juiste plaats wordt gereden.

Bereid het paard voor door op tijd te kijken in de nieuwe richting en op de rechte lijnen zelf in evenwicht recht te zitten. Houd daarbij hoofd en hals van het paard recht. Goed mikken, zodat je precies bij de letter uitkomt. Het helpt als je op tijd kijkt waar je heen wil.

Gebroken lijn 5 meter

Dit figuur ziet er bijna net zo uit als de gewone gebroken lijn, maar loopt niet tot de X. De wending wordt halverwege de X en de hoefslag gemaakt, vijf meter bij de zijkant vandaan.

Ook bij deze oefening is het belangrijk dat de rechte lijnen echt recht zijn en de wendingen netjes voorbereid.

Verzorging van het paard

Borstelen

We borstelen paarden om verschillende redenen. Uiteraard om ze schoon te maken. Zand en stof tussen de huid en het zadel schuurt. Maar daarnaast is borstelen ook een soort massage. De meeste paarden vinden het heerlijk. Bovendien is het een goed moment om te controleren of ze nergens wondjes of rare plekjes hebben. vind je iets dat je niet vertrouwt, meld het.

Er zijn verschillende soorten borstel. Met een roskam van rubber of plastic maak je met cirkelvormige bewegingen het vuil los. Doe voorzicht op de plekken waar de huid dicht op het bod ligt, bijvoorbeeld de benen en het hoofd. Daar kun je beter alleen met zachtere borstels poetsen of een vochtige spons gebruiken. Met een borstel met zachte haren veeg je het vuil weg. Strijk daarmee altijd met de haren mee, dus niet er tegenin. Na een paar halen veeg je de borstel schoon met een roskam. Tenslotte kun je met een wollen lap of een oude handdoek met de haren me het laatste stof wegvegen.

Voor de manen bestaan speciale kammen, maar een oude haarbostel werkt ook. De staart kun je beter met rust laten. Pluk er alleen met je handen het stro en zaagsel uit. Als je de staart namelijk ook elke dag zou kammen trek je er steeds een paar haren uit en wordt hij dunner.

Op sommige maneges hebben de paarden hun eigen borstel, om te voorkomen dat ze elkaar bestemmen als er eentje last heeft van zijn huid. Heb je zelf borstel mee, ga dan nooit zomaar van het ene paard naar het andere en maak ze na elke poetsbeurt schoon.

Hoeven uitkrabben

Rommel of steentjes onder de hoeven zijn vervelend voor een paard. Van een scherpe steen kan hij zelfs kreupel gaan lopen. Daarom krabben we de hoeven uit met een speciaal instrument; de hoevenkrabber. Hij ziet eruit als een soort stompe haak, zodat je het paard geen pijn doet, maar wel goed de groep onder zijn voeten vandaan kan halen als het zit aangekoekt.

Als je nog niet zoveel ervaring hebt met paarden is hoeven uitkrabben best eng. Maar de meeste manegepaarden zijn het gewend, dus die werken braaf mee. Vind je het nog en beetje eng, vraag of iemand erbij wil komen staan om je eventueel te helpen.

Begin bij een voorbeen, ga aan de zijkant staan met je rug naar het hoofd en laat je hand rustig over het been naar beneden glijden, tot je vlak boven de hoef bent. Pak het been daar vast en til het op. Als het paard niet meewerkt helpt het om met je elleboog een klein duwtje tegen de achterkant van de knie te geven. Houd het been, eenmaal opgetild, stevig vast en druk het tegen de zijkant van je eigen been voor de steun.

Midden in de hoef zit een omgekeerde V-vorm. Dat is de straal. Die V en alles daarbuiten mag je met de hoevenkrabber schoonkrabben, want dat voelt het paard niet. Binnen die V is het wel gevoelig en dat laat je met rust.

Ga tijdens het hoevenkrabben nooit op de grond zitten (ook niet met een knie) of achter het paard staan. Blijf aan de zijkant, raakt hij uit balans, zet dan het been even neer, blijf niet koste wat kost vasthouden.

Harnachement

Het materiaal wat wordt gebruikt voor het berijden van een paard, zoals het zadel en hoofdstel, noemen we harnachement. Deze uitrusting van het paard moet goed onderhouden zijn. Versleten of slecht passend materiaal kan bij het paard schuren of breken tijdens het rijden.

De grootte van een hoofdstel kan veranderd worden door de gespen aan de bakstukken. Voor het om- en afdoen van het hoofdstel worden alleen de neusriem en keelriem losgemaakt.

  1. Kopstuk
  2. Bakstuk
  3. Keelriem
  4. Frontriem
  5. Neusriem
  6. Bit
  7. Teugel
  8. Knelvel

Hoofdstel omdoen

Voor het omdoen van het hoofdstel ga je aan de linkerkant van het paard staan. Begin met het over de hals doen van de teugels, zodat die niet meer op de grond hangen en je het paar daar ook eventueel aan kunt vastpakken als hij wegdraait.

Pak de bakstukken in je rechterhand en houd je linkerhand onder het bit. Breng het bit naar de mond. Doet het paar niet vanzelf zijn mond open, dan kun je je duim in zijn mondhoek steken. Op die plek zitten geen tanden en kiezen, dus bijten kan hij je dar niet. Door die vinger zal hij zijn mond openen, waarna je het bit erin kun schuiven.

Pak met je linkerhand het kopstuk en doe dit omhoog, zodat het bit niet meteen weer uit de mond zakt. Doe het een voor een over de oren als het bit in de mond zit.

Maak de keelriem op zon manier vast dat je gebalde vuist er nog tussen past. Doe dan de neusriem vast, waar nog twee vingers tussen moeten kunnen.

Zadel

  1. Stijgbeugelhaak (met veiligheidspal)
  2. Stijgbeugelriem
  3. Stijgbeugel
  4. Beugelrubber
  5. Bovenste zweetblad
  6. Zitting
  7. Achterboom
  8. Stotenklep
  9. Kussens
  10. Singelstoten
  11. Onderste zweetblad
  12. Singel
  13. Zadelrokje
  14. Lepel
  15. Kniestuk
  16. Kamer
  17. Kniewrong