F6 Theorie

Rijden

Stap verruimen

Als we de stap een stukje verruimen, moet het paard grotere passen maken. Ga duidelijk mee met beide handen en geef een lichte, korte beenhulp. Wees daar wel voorzichtig mee, want als je te veel aandrijft draaft je paard aan. Door goed mee te zijn in de beweging en je paard aan te moedigen om actief te stappen zal hij, als je hem met je handen de ruimte geeft, grotere stappassen maken. Houdt wel contact als je met je handen mee naar voren gaat, het is niet de bedoeling dat de teugels in een boogje komen te hangen.

Draf verruimen

Om een paard grote passen te laten maken in draf is het belangrijk dat hij niet voorover duikt. Doet hij dit wel, dan gaat hij alleen harder, niet ruimer. Zit rechtop en geef een korte beenhulp met twee benen tegelijk. Wat je hiermee aangeeft is dat je paard zijn achterbenen verder naar voren moet zetten. Geef deze hulpen op het moment dat je in het zadel zit, niet als je staat. Veer met je beide handen naar voren, zonder het contact met de mond te verliezen. Als je namelijk beenhulpen geeft voor voorwaarts, maar tegelijk aan de teugels trekt, dan snapt je paard niet meer wat je wilt, want dan ben je aan het gasgeven en remmen tegelijk.

Reageert het paard niet met voorwaarts gaan op je benen, herhaal die hulp dan iets sterker. Niet knijpen met je benen, kleverige hulpen remmen juist af. Goed oppassen dat je zelf niet voorover gaat. Als je paard in galop gaat heb je te veel hulp gegeven. Rustig terugnemen in draf en opnieuw proberen, maar nu iets beter je hulpen doseren.

Teugels langer laten worden in draf

De bedoeling is dat je je teugels langer maakt en daarbij netjes blijft zitten. Er mag dus niets aan je houding veranderen als je geen steun meer hebt aan de teugels. Het maakt niet uit hoe het paard loopt, waar hij zijn hoofd houdt. De teugels mogen in een boogje hangen, zodat de jury kan zien dat jij hem alle ruimte geeft.

Buitenrijden

Als het goed weer is kan het zijn dat in plaats van een les een buitenrit wordt gereden. Met zijn allen de natuur in is erg leuk, maar veiligheid is daarbij wel belangrijk. Vandaar dat iedereen, net als in de manege, verplicht is om een goedgekeurde veiligheid cap te ragen. Je mag je beugelriemen een of twee gaatjes korter maken dan tijdens de dressuurlessen, zodat je iets steviger zet. Paarden vinden het ook leuk om mee naar buiten te gaan, dus een zweep meenemen zal nauwelijks nodig zijn. Overleg het met je instructeur als je er een meeneemt, zorg dat het een korte is, zodat je niet steeds overal tegenaan tikt.

Probeer buiten als groep bij elkaar te blijven en geef de commando’s van de voorganger door naar achteren, zodat ruiters achteraan de groep ook weten wat de bedoeling is.

Mocht er tijdens de rit iemand van zijn paard vallen, houd dan halt, blijf als groep bij elkaar en stijg niet af. Niet gillen of schreeuwen, rustig de aanwijzingen van de begeleider afwachten en opvolgen. Ga vooral niet achter het loslopende paard aanjagen. Paarden zijn kuddedieren, als jullie allemaal rustig bij elkaar blijven staan is de kans groot dat het dier vanzelf naar jullie toe komt of in ieder geval niet ver bij jullie weggaat.

Figuren

Slangenvolte

Een slangenvolte bestaat uit een aantal bogen, waartussen je recht oversteekt van de ene kant van de bak naar de andere, zodat een soort slingerende lijn ontstaat.

Tijdens een proef staat omschreven hoeveel bogen je moet rijden. Belangrijk daarbij is dat je die zo verdeelt over de rijbaan dat ze even groot zijn. Zorg dat je in de bogen de juiste stelling en buiging hebt en op de rechte gedeeltes tussendoor echt recht bent.

Voorbereiding is erg belangrijk. In de bogen moet je paard enigszins naar binnen kijken. Vraag stelling met je binnen teugel, houd je binnen. Been lang ter hoogte van de singel en leg je buitenbeen iets naar achteren tegen het uitzwaaien van de achterhand. Maak je lang aan de binnenkant, niet in elkaar duiken, maar juist voor je gevoel omhoog rijden. Als je met je binnen teugel het hoofd naar binnen vraagt en je paar reageert netjes en wordt lichter aan de binnenkant, wordt dan zelf ook lichter door de druk op de teugel te verminderen.

Houdt contact met je buiten teugel om de buitenzijde te begrenzen. Pas op dat je in evenwicht blijft zitten en dus niet te veel naar binnen of buiten hangt.

Exterieur

Exterieur betekent het uiterlijk van het paard. Alle onderdelen van het lichaam hebben een naam. Omdat je deze termen in de manege en in de les regelmatig zult horen is het belangrijk te weten welk lichaamsdeel van het paard ermee wordt bedoeld.

  1. Pijp
  2. Kogel
  3. Kootholte
  4. Kroonrand
  5. Vetlok

Als we het over het lichaam van het paard hebben, verdelen we dat in drie denkbeeldige stukken:

A. De voorhand: het gedeelte voor het zadel, dus de neus tot en met de schoft

B.De middenhand: zit onder je zadel, dus vanaf de schoft tot een denkbeeldige verticale lijn getrokken vanuit de heup van het paard.

C.De achterhand: het gedeelte achter het zadel. Dus vanaf die denkbeeldige lijn en loopt tot het puntje van de staart.

a. Voorhand

Het hoofd:

1. Oren/maan top/ogen

2. Voorhoofd

3. Mondspleet met mondhoek

4. Kingroeve

5. Jubeen

6. Kaak

Borst:

7. Schouder

8. Boeg

Voorbeen:

9. Onderarm

10. Bovenarm

11. Voorknie of handwortelgewricht

12. Pijnbeen

13. Kogel

14. Vetlok, waarin opgesloten eelt, spoor genaamd

15. Koot

16. Kroonrand (bovenrand van de hoef)

17. Hoef

18. Elleboog

19. Zwilwrat (binnenkant)

20. Kootholte

Aan de bovenkant van het hoofd

21. Nek

22. Hals

23. Schoft

b. Middenhand

24. Rug

25. Lendenen

26. Ribben

27. Buik

28. Lies

29.Flanken

c. Achterhand

30. Kruis

31. Heup

32. Dijen

33. Billen

34. Knie

35. Schenkel

Achterbeen met

36. Spronggewricht

37. Hak

38. Staart