De FNRS
Wat is de FNRS?
De afkorting FNRS staat voor Federatie van Nederlandse Ruitersportcentra. Daaronder vallen maneges waar je zowel kun leren paardrijden op lespaarden als waar je op eigen paard/pony en ruitersportbedrijven die stallen verhuren, paarden africhten of lesgeven aan mensen die in het bezit zijn van een eigen paard.
Aangesloten bedrijven voldoen aan voorgeschreven kwaliteitseisen. Het personeel is gediplomeerd, de paarden worden goed verzorgd en men werkt volgens de regels van het Veiligheidscertificaat. Als je naar een FNRS-manege gaat, kun je ervan verzekerd zijn dat je op een leuke, goede en veilige manier wordt opgeleid. Er wordt lesgegeven op alle niveaus. Dus niet alleen beginners, maar ook gevorderden kunnen terecht bij een FNRS-bedrijf voor een opleiding op maat.
Hoe kun je, als je bij een manege bent, zien of deze lid is van FNRS?
FNRS-ruitersportcentra zijn herkenbaar aan het blauwe FNRS bord met paard, dat bij de meeste bedrijven bij de ingang hangt. Hieronder hangt een wit bordje met in het blauw het aantal sterren dat deze manege heeft. Meestal hangt het bord van Stichting Veilige Paardensport ook naast de ingang.
Het ruiterpaspoort
Iedereen die bij een FNRS-manege gaat rijden moet een les overeenkomst invullen, wordt lid van de FNRS en ontvangt dan automatisch een persoonlijk ruiterpaspoort. Hierin kun je van alles bijhouden, zoals lessen, buitenritten, behaalde diploma’s, etc. De manege zet hiervoor stempels in het paspoort.
Als je gaat verhuizen of je wilt tijdens je vakantie ergens anders rijden, dan is dat geen probleem, je ruiterpaspoort is geldig bij alle FNRS-bedrijven. Je kunt dus zonder probleem overstappen. Denk er wel om dat iedere manege een eigen stijl heeft en soms iets andere huisregels hanteert dan je was gewend. Aan de hand van je ruiterpaspoort kan men precies zien op welk niveau je bent.
Het lespaard en de voorbereiding
Een paard benaderen
Om te voorkomen dat een paard schrikt is het belangrijk dat hij je hoort aankomen. Praat daarom altijd vriendelijk als je op een paard afloopt. Als je een paard uit zijn stal (ook wel box genoemd) gaat halen, kijk dan of hij met zijn hoofd naar de deuropening staat. Zo niet, haal er een instructeur bij, die hem voor je omdraait. Als je nog weinig ervaring hebt is het verstandiger dat er iemand met je meeloopt en je helpt om het halster om te doen.
Niet ineens je hand naar zijn hoofd uitsteken, want daar schrikt een paard van. Maak kalme bewegingen. Doe rustig de staldeur open, praat tegen het paard en aai hem over de hals.
Mensen die nog niet zoveel van paarden weten steken soms plotseling hun hand uit om het hoofd te aaien, vaak van voren in de richting van de ogen of het voorhoofd. Een paard heeft zijn ogen echter opzij van zijn hoofd zitten. Daardoor is er een plek voor zijn neus, waar hij niet zo goed ziet, dus zulke bewegingen op zijn gezicht af zijn griezelig voor hem. Het is beter om hem van de zijkant te benaderen en je arm vooral rustig in de richting van zijn hoofd en nek te bewegen.
Met een paard lopen
Als je met een paard aan de hand loopt hoor jij aan de linkerkant te blijven. Dit is een overblijfsel uit het verleden, toen paardrijden iets was voor ridders en mensen van adel, getooid met een zwaard. De meeste mensen zijn rechtshandig en een zwaard trek je kruislings, dus dat hing aan je linkerzijde. Als je dan links naast het paard liep, hing het zwaard niet in de weg.
Loop naast het paard, niet ervoor. Dat is veiliger en je kunt hem beter sturen. Houd het touw of de teugels met je rechterhand vrij dicht bij het hoofd vast. Touw of teugels nooit om je hand wikkelen, dat is erg gevaarlijk.
Een paard meenemen uit de box
Om een paard mee te nemen uit zijn stal maak je een halstertouw vast aan het halster, dat daarvoor in het midden aan de onderkant een ring heeft. Neem nooit een paard alleen aan het halster mee als je hem meevoert, met een touw heb je meer ruimte om hem vast te houden mocht hij opzij stappen.
Voordat je het paard aan het halstertouw meeneemt moet je even goed kijken of de staldeur helemaal open is, zodat het paard niet met zijn heupen achter de rand blijft haken. Maak de draai niet te kort, een paard is een groot dier. Nooit het touw om je hand wikkelen, dat is gevaarlijk als hij onverhoopt toch schrikt.
Een paard terugzetten in de box
Als je een paard terug op stal zet, loop dan helemaal mee naar binnen en draai hem pas om als hij weer met zijn hoofd in de richting van de uitgang staat. Pas dan doe je het halster af, geef hem nog een aai over zijn hals en loop rustig naar buiten. Niet vergeten de deur weer goed dicht te doen.
Met een paard naar de bak lopen
Als je een paard meeneemt aan de teugels, zorg dan dat je twee vingers van de rechterhand tussen beide teugels hebt, zodat je het bit niet pijnlijk in de mond vastknijpt. Als je door de deur gaat met het paard aan de hand, zorg dan dat je een ruime draai maakt, zodat hij niet met zijn achterkant tegen de deurpost stoot.
Neem je een paard mee de rijbaan in, doe dan niet zomaar de deur open. Kijk goed of er niet toevallig iemand aankomt. Het is gebruikelijk om ‘deur vrij’ te roepen, waarna je de deur pas opent als daar een bevestigend antwoord op is gekomen. Het betekent dat iedereen weet dat jij naar binnen komt en daar rekening mee houdt.
Belonen
Er zijn verschillende manieren waarop je een paard kunt belonen of aanhalen. Vriendelijk praten, zachtjes op de hals kloppen, aaien, in zijn manen kriebelen, dat zijn allemaal benaderingen die een paard prettig vindt. Sommige paarden vinden het niet zo fijn als je in de buurt van hun ogen of oren komt. Trekt hij zijn hoofd weg, blijf daar dan uit de buurt.
Geef nooit zomaar snoepjes, wortels of suikerklontjes aan een paard. Ze worden er soms bijterig van of gaan bedelen. Als er meer paarden bij elkaar staan worden ze jaloers. Heb je wat lekkers meegenomen, vraag dan aan de stalbeheerder of de instructeur of je het aan een paard mag geven.
Als je in overleg wel iets lekkers aan een paard geeft, doe dat dan op je vlakke hand, met je duim aangesloten, zodat je vingers niet tussen de tanden kunnen komen. Het is nog verstandiger om het in de voerbak te leggen, zodat het paard niet bij jou leert bedelen.
Even met rust laten
Bij een manege lopen vaak veel mensen rond en sommige paarden hebben even geen zin in al die aandacht. Draait hij van je weg of doet hij zijn oren naar achteren, laat hem dan met rust.
Opstijgen
Beugels op maat maken
Je kunt als er is opgezadeld de stijgbeugels op de voor jou goede maat maken. Daar is een handig trucje voor; doe de beugel helemaal naar beneden, steek je gestrekte hand onder het zadelrokje op de plek waar de riem door de haak loopt en houd de beugelriem langs de onderkant van je arm. Als de stijgbeugel precies in de holte van je oksel zit is het meestal goed. Als je beide beugels op maat hebt gemaakt, kijk je vanaf de voorkant of beide beugels op gelijke hoogte hangen.
Denk erom dat je, terwijl je dit doet, altijd een arm door de teugel steekt, zodat je hem nog vast hebt als je paard wegloopt.
Als je op stal de beugels alvast op maat hebt gemaakt, steek ze dan weer op voordat je met het paard naar de rijbaan loopt, zodat hij nergens achter blijft haken.
Aansingelen
Voordat je opstijgt maak je de singel nog een beetje strakker vast en als je erop zit en een paar rondjes hebt gereden kun je dat nogmaals doen. De meeste paarden zetten hun buik namelijk uit als de singel wordt vastgemaakt. Hoe strak de singel moet verschilt per paard.
Te los en je zadel gaat schuiven, te strak en je belemmert het paard in zijn beweging.
Vraag aan je instructeur om te controleren of het nog goed is.
Opstijgen
Loop met je paard naar het midden van de rijbaan, naar de A-C lijn. Zo sta je niemand in de weg. Doe de stijgbeugels naar beneden. Het is belangrijk da je, voordat je opstijgt, controleert of de singel vast genoeg zit, anders zakt het zadel scheef. Voorkom dat je paard wegloopt door tijdens deze handeling en je arm door de teugel te doen.
Ga aan de linkerkant van je paard staan, met je rug naar het hoofd van het paard. Neem de teugels aan in je linkerhand, de buitenteugel iets strakker, zodat het hoofd van het paard van je afdraait. Daardoor zal hij zijn lichaam naar je toe bewegen mocht hij weglopen, waardoor er tijdens het opstijgen geen grote te overbruggen ruimte tussen jou en het paard ontstaat.
Pak met je rechterhand de stijgbeugel vast en doe je linkervoet erin. Zorg dat je niet met de punt van je voet in de zij van het paard prikt. Pak met je rechterhand de voorkant van het zadel vast. Zet een paar keer af me je rechtervoet en strek je linkerknie, zodat je in de stijgbeugel staat en steunt op het zadel met je rechterhand. Zwaai rustig je rechterbeen over de rug van het paard, zonder zijn achterhand te raken.
Laat je niet met een plof vallen, want dat doet zeer aan de rug van het paard. Ga voorzichtig zitten, zoek je rechter stijgbeugel op en neem de teugels aan zoals het hoort het is de bedoeling dat het paard al die tijd netjes blijft stilstaan.
Je kunt ook opstijgen vanaf een houtblok of krukje, zodat je niet zo zwaar hangt aan de stijgbeugel. Dit is eigenlijk beter voor de rug van een paard.
Houding
Hoe te zitten
Als je op een paard stapt ga je zitten op je achterste. In iedere bil voel je een botje dat op het zadel drukt, dat zijn je zitbeenknobbels. Ga in het diepste punt van het zadel zitten, niet te ver naar voren, maar ook niet te ver naar achteren. Precies in het midden is goed. Je gewicht hoort gelijk te zijn verdeeld over je twee zitbeenknobbels.
Houd je lichaam rechtop, je ruggengraat moet als een stapel op elkaar staande losse blokjes zijn: recht, maar zonder spanning. Je moet soepel kunnen meebewegen met je paard. Niet achterover of voorover of naar links of rechts hangen, maar in evenwicht rechtop zitten alsof je de wijzer van een klok bent die op zes uur staat.
Als je van opzij kijkt horen je schouder, heup en hak op een lijn te zitten.
Beide schouders naar achteren en ontspannen, zodat je bovenarmen langs de zijkant van je lichaam blijven. Nek en hoofd ook rechtop, vooral niet naar beneden kijken. Dan krom je namelijk je schouders en bovenlichaam, waardoor je uit je evenwicht bent en het paard een verkeerd signaal doorgeeft. Bovendien zie je dan niet waar je heen gaat. Het helpt soms om te doen alsof de bovenkant van je hoofd met een touwtje aan het dak vast zit.
Beenligging
Als je op een paard zit, laat dan je benen op een natuurlijke manier naar beeneden hangen, met de binnenkant van je dijen, knieen en kuiten tegen het paard, zonder te knijpen. Als je stijgbeugels op de juiste lengte zijn is je knie licht gebogen en ligt deze mooi aangesloten tegen het zadel. De stijgbeugels horen onder de bal van je voet.
Belangrijk is dat je je been zonder spanning kunt laten hangen, waardoor je enkel een beetje door veert en het laagste punt is. Daardoor kan je voet nooit te ver in de beugel schieten.
Als je van opzij naar een goed zittende ruiter aankijkt zie je dat de schouders, de heupen en de hakken op een lijn liggen. Dat is de juiste positie. Ruiters die zich nog niet zo zeker voelen in het zadel hebben de neiging te veel te knijpen met hun benen. Dat is niet prettig voor het paard en je krijgt er zelf spiepijn van, terwijl je niet zo goed kunt voelen wat er onder je gebeurt. Probeer je benen te ontspannen en jezelf in evenwicht te houden op je zitbeenknobbels door de bewegingen van het paard te volgen. Voel de stijgbeugels on je voeten, maar ga er niet in staan, want dan span je je spieren juist te veel.
Sommige ruiters draaien hun tenen naar buiten om met hun kuiten te knijpen. Daardoor komt hun knie los van het zadel. Het is echter de bedoeling om je voet recht te houden, in de rijrichting, dus met je tenen in de richting van de neus van je paard. Je knie hoort ‘aan’ te liggen, zonder spanning of knijpen.
De lengte van de stijgbeugels is belangrijk voor een juiste beenligging. Het is goed als je ze uitdoet en je kunt, door je tenen iets omhoog te doen, je voet weer aan de beugel schuiven. Te lange beugels zorgen ervoor dat je op je tenen gaat staan om ernaar te reiken, waardoor je minder diep in het zadel zit. Bij te korte beugels in je knie te veel gebogen, veert je enkel te ver door en je komt te ver uit het zadel omhoog.
Arm- handhouding
Laat je schouders en je bovenarmen op een ontspannen manier hangen. Pak je teugels in je vuisten, waarbij deze van onderaf tussen je pink en ringvinger doorloopt. Je duim ligt er als een dakje bovenop, om te voorkomen dat de teugel door je hand glijdt. Je onderarm houd je zo dat deze een doorlopende lijn met de teugel tot aan de mond vormt, met je ellebogen losjes tegen je lichaam.
Draai je beide vuisten naar elkaar toe. Als je je pinken uitsteekt moeten de topjes elkaar precies raken. Je teugels moeten op zo’n lengte zijn dat je je handen vlak voor het zadel bij de schoft van het paard kunt houden.
Houd tijdens het rijden je handen bij elkaar, zodat het bit niet heen en weer door de mond gaat. Veer met je beide handen tegelijk en elastisch mee in het ritme van de beweging van het hoofd, zodat de teugels steeds op dezelfde lengte blijven niet klapperen.
Deze arm- en handhouding is zo ontstaan, omdat je op deze manier het makkelijkst elastisch kunt meebewegen met het paard, waardoor hij geen rukken in zijn mond krijgt.
Belang van een juiste houding
Een van de oudste boeken over paardrijden is van ver voor het jaar nul. We doen het dus al eeuwenlang. In de loop der tijdens iuitgevonden wat de beste houding is om op een paard te zitten. Als je op die manier zit en hulpen geeft is dat voor een mens goed te doen en voor een paard het best te begrijpen wat we van hem willen. In de juiste houding storen we het paard het minst in zijn bewegingen en kunnen we hem aanweijzingen geven die voor hem logisch zijn. Een wiebelende of scheef zittende ruiter maakt het hem bijzonder lastig om uit alle (on)bedoelde signale die ene te zoeken waaruit duidelijk moet worden wat hij moet doen. Als je pech hebt wordt hij er onrustig van, omdat hij je niet begrijpt. Of hij doe helemaal niks, omdat hij niet snapt wat je wilt.
Het is ook belangrijk om aan je houding te werken omdat het paardrijden er leuker door wordt. Hoe beter en mooier je een paard kunt volgen in zijn bewegingen, hoe prettiger het voelt en hoe makkelijker het rijden wordt. Letten op je houding houdt nooit op. Zelfs topruiters zijn er dagelijks mee bezig. Een mooie houding te paard is goed voor je lichaam.
De gangen van een paard
Stap
Stap is de eerste gang van het paard. Het paard tilt zijn benen een voor een op en zet ze weer neer. Omdat het niet zo hard gaat is het ook de makkelijkste gang om mee te beginnen. Belangrijk is dat je probeert te voelen hoe het paard onder je beweegt en dat je meebeweegt in dit ritme. Het voelt een beetje alsof om de beurt je ene bil en dan je andere bil naar voren wordt meegenomen.
Draf
In draf tilt een paard steeds twee benen tegelijk op en heeft hij er twee aan de grond, diagonaalsgewijs. Voor een ongeoefende ruiter voelt dit als een stuiterende gang, waarbij je uit het zadel omhoog wordt gegooid tijdens het zweefmoment. Bovendien gaat het een stuk harder dan de stap. Het wordt pas leuker als je leert lichtrijden, waardoor je de bewegingen kunt opvangen.
Als je nog meer ervaren bent en hebt geleerd om de bewegingen van het paard in je lichaam op te vangen kun je doorzitten in draf, zonder te stuiteren.
Lichtrijden
Draf is een enigszins stuiterende gang, waarbij het paard steeds diagonaalsgewijs twee benen aan de grond heeft met een zweefmoment ertussen.
Door licht te rijden kun je de beweging opvangen. Dit voelt voor de ruiter veel makkelijker. Het paard gooit je in draf omhoog, veer mee en blijf heel kort staan in de beugels, waarbij je je knieën tegen het zadel houdt voor steun, maar zonder te knijpen. Neemt de beweging van het paard je weer mee naar beneden, ga dan zachtjes zitten. Als je er net mee begint helpt het soms om hardop te tellen of sta-zit te zeggen, om het ritme vast te houden.
Probeer je bovenlichaam rechtop te houden, in evenwicht, anders schuiven je benen van de juiste plek af en breng je je paard uit balans. Ga niet te hoog staan. Een klein stukje opwippen is voldoende, maar niet meer dan het paard je opgooit.
Galop
Galop is de snelste gang van het paard. Het is een beweging in drieën en dat hoor je ook, want als je goed luistert klinkt het als ‘ka-ta-klop’. Het paard zet af met zijn buitenachterbeen, het afzetbeen wordt opgetild terwijl het binnen voorbeen als laatste op de grond wordt gezet. Net als in de draf heeft een paard in de galop ook een zweefmoment, waarbij alle vier de benen even los van de grond zijn.
Hoewel de galop makkelijker voelt dan de draf, minder stotend en meer als een golfbeweging, vinden veel ruiters het toch een moeilijke gang omdat het harder gaat. Je moet leren je rug los te laten en daarmee de beweging van het paard te volgen, zodat je met je achterste in het zadel kun blijven.
Uitrusting en gedragsregels
Paardrijden is een traditionele sport, die vroeger alleen gedaan wrdt door rijke mensen. Een beetje daarvan is terug te zien tijdens wedstrijden, als iedereen keurig gekleed gaat in rijjasjes. Maar ook tijdens de lessen is het de bedoeling dat je netjes voor de dag komt. Dat hoeft niet overdreven in een jasje, maar naveltruitjes of blote schouders horen niet in de rijbaan thuis.
Te wijde truien zijn onpraktisch, omdat de instructeur dan niet kan contoleren of je in de juiste houding zit. Lange bengelende sierraden of sjaals zijn gevaarlijk, omdat je daarmee kunt blijven haken. Rij nooit rond me je jas of vest open, je paard zou kunnen schrikken van het geflapper.
Kauwgom of snoep kauwen tijdens het rijden is erg gevaarlijk. Het kan in je luchtpijn shcieten tijdens een onverwachte beweging, waardoor je stikt.
Wedstrijd rijden
De jury
Voor de beoordeling van de proeven komt er een officiële FNRS-jury. Juryleden zijn opgeleid om te zien of jij het goed doet. Ze hebben veel ervaring en verstand van zaken. Behalve een cijfer geven ze ook op- en aanmerkingen, die je op het protocol terugvindt.
Halthouden
Halthouden betekend dat je een paard laat stilstaan. Dat doe je door je bovenlichaam op te richten in het zadel door in te ademen (niet verstijven, laat je spieren juist los) en een lichte druk op beide teugels tegelijk te geven, waarna je weer soepel mee veert. Stop tegelijkertijd met meebewegen in je lichaam. Als je paard niet meteen reageert kun je de aanhouden teugelhulpen een paar keer herhalen.
‘Ho’ zeggen helpt soms ook, maar tijdens wedstrijden mag je niet praten tegen je paard. Pas op dat je niet gaat taan in de beugels, maar juist diep blijft zitten in het zadel door bovenbeen- en bilspieren te ontspannen. Blijf ook goed rechtop zitten. Voorover duiken zorgt ervoor dat je achterste uit het zadel komt, waardoor het paard juist weer geneigd al zijn om door te lopen. Als je paard niet reageert kan het zijn dat je de teugelhulp iets nadrukkelijker moet geven.
Groeten
Een onderdeel van de rijproef is het groeten naar de jury. Dat doe je door, zoals de proef het je voorschrijft, halt te houden op de A-C lijn, bij X of G. pak beide teugels in je linkerhand, breng je rechterhand met gestrekte arm achter je dijbeen en knik met je hoofd.
Als je met zweep rijt, hoor je die bij de teugels in je linkerhand te pakken, hij mag dus niet mee naar achteren worden bewogen. Pak na de groet de teugels weer normaal vast.
Daarna moet je voorwaarts in stap de rijbaan verlaten, dit wordt beoordeeld door de jury tot de eerste hoekletter. Je mag dus zelf kiezen of je naar recht of links gaat bij de C en je proef is pas afgelopen bij de letter H of M, daarna beloon je je paard.
De rijbaan
Leren paardrijden of bepaalde oefeningen met een paard uitvoeren doe je in een rijbaan. Dat is de ruimte binnen of buiten met een bodem van zand, al dan niet vermengd met rubber, houtsnippers of kunststof vlokken, om uitglijden te voorkomen. Tijdens wedstrijden heeft een rijbaan voorgeschreven afmetingen. Meestal is dat 20 bij 40 meter, maar in de hogere dressuur wordt in banen van 20 bij 60 meter gereden.
Om aan te duiden waar je naartoe moet zijn op bepaalde plekken in de rijbaan letters langs de kant gemaakt. Dat is bij elke rijbaan hetzelfde. Er zijn verschillende ezelsbruggetjes om deze letters te onthouden. De bekendste is wel (bovenaan beginnen en tegen de wijzers van een klok ingaan):
Alle Friese Boeren Met Centen Hebben Een Koe
Ook plekken midden in de rijbaan worden met een letter aangeduid, maar daar kun je natuurlijk geen bordje neerzetten. Zo wordt het midden van de baan, waar diagonale lijnen elkaar vanuit alle hoeken snijden X genoemd.
Figuren
Van hand veranderen
Als je op de hoefslag rijdt en je wilt de andere kant om, dan kun je dat op verschillende manieren doen. Dat heet van hand veranderen als je na de korte zijde over de diagonale lijn van de nee hoekletter naar de andere hoekletter gaat.
Ga je in draf van hand veranderen, dan moet je uiteraard van been wisselen in het lichtrijden. Dat doe je voor je een paard lengte (ongeveer 3 meter) voor de nieuwe hoekletter.
Als je met zweep rijdt ne je wilt die in je ‘nieuwe’ binnen hand overpakken, wacht daar dan mee tot je op de nieuwe hand rijdt. Je kunt nooit een mooie rechte lijn rijden als je dit allemaal op de diagonaal probeert te doen.
Op de juiste manier van hand veranderen bereid je voor door op tijd in de richting te kijken waar je heen wilt. Als je bij de hoekletter aankomt neem je je paard met beide teugels mee de diagonale lijn op. Kijk goed naar de letter waar je naartoe gaat en probeer je paard recht te houden. Ben je ana het einde van de lijn, kijk dan opnieuw naar je heen wilt en neem je paard met beide teugels mee die kant op. Je hoeft meestal niet veel te sturen, want het is vrij logisch voor je paard waar je heen gaat.
Grote volte
Een grote volte is een cirkel met een doorsnede van 20 meter. Een rijbaan heeft normaal een breedte van 20 meter, dus een grote volte wordt over de volledige breedte gereden.
Wie bij A of C een grote volte inzet rijdt niet de hoek in, want dan wordt de cirkel niet nooit rond. Wel raakt de volte drie keer de hoefstal en de X.
Tijdens de volte is het de bedoeling dat het paard net zo gebogen is met zijn hals en lichaam als de vorm van de cirkel. Kijk op tijd waar je heen gaat, draai met je schouders mee in die richting. Je zet de volte in door twee handen meen aar binnen te nemen. Let er wel op dat je buitenhand niet over de manenkam maar de binnenkant komt.
Houd je binnen been lang en je gewicht enigszins op de binnenkant, je been is het ‘paaltje’ waar je paard omheen buig. Niet scheef hangen, maar met je bovenlichaam in evenwicht blijven. Je buitenbeen gaat iets naar achteren om te voorkomen dat de achterkant van je paard naar buiten uitzwaait.
Gaat je paard te veel naar binnen ne wordt de cirkel te klein? Niet aan de buitenteugel trekken, want dan doet hij alleen zijn hoofd opzij en gaat zijn lijf juist nog meer de verkeerde kant op. Bovendien is hij dan niet meer op dezelfde manier gebogen als de lijn van de volte. Wat je wel moet doen is denken om je evenwicht, dus vooral niet te veel naar binnen hangen en met je binnen been je paard tegenhouden. Leg de kuit van je binnen been tegen je paard aan. Houd contact met de buitenteugel, terwijl je binnen teugel ervoor zorgt dat het hoofd van je paard naar binnen gebogen blijft. Druk nu met je binnen kuit in de richting van je buitenteugel en ga met je lichaamsgewicht mee naar buiten, zodat de cirkel weer groter wordt.
Wil je paard de volte juist te groot maken? Let dan op dat je meer op de binnenkant zit, voel de binnen stijgbeugel goed onder je voet. Niet aan de binnen teugel trekken, dan doet hij alleen zijn hoofd en hals ver naar binnen, zonder dat zin lijf meekomt. Houd contact met je buiten teugel door deze tegen de hals te houden en je elleboog aan te sluiten tegen je lichaam. Drijf met je buitenbeen wat meer aan zodat je paard weet dat hij de volte kleiner moet maken.
Afwenden
Als je gaat afwenden betekent het dat je haaks (90 graden) van de lijn die je rijdt af gaat en in een nieuwe richting rijdt. Je steekt over van het ene punt naar het andere. Als je bijvoorbeeld gaat afwenden bij A laat je je paard een paar meter voor de letter door je binnen teugel te gebruiken al in de richting kijken waar je heen wilt (naar C, dit heet stelling vragen) en doe dat zelf ook alvast. Hij mag dan nog niet van de hoefslag af, je houdt hem tegen met je binnen been. Ben je bijna bij de letter, dan stuur je je paard met twee handen naar binnen. Vergeet niet om daarbij contact te houden met de buitenteugel, zodat het bit niet door zijn mond getrokken wordt.
Gebroken lijn
Een gebroken lijn loopt vanaf een hoekletter naar de X en dan terug naar de volgende hoekletter aan het einde van de lange zijde. Het zijn dus drie bochten en twee stukken rechtuit.
Belangrijk bij dit figuur is dat de rechte lijnen die erin zitten netjes recht worden en dat de wending in het midden op de juiste plaats wordt gereden.
Bereid het paard voor door op tijd te kijken in de nieuwe richting en op de rechte lijnen zelf in evenwicht recht te zitten. Houd daarbij hoofd en hals van het paard recht. Goed mikken, zodat je precies bij de letter uitkomt. Het helpt als je op tijd kijkt waar je heen wil.
Halve grote volte
Je kunt in plaats van een hele ook een halve grote volte rijden. Doe je dat aan de lange zijde van de rijbaan, dus bij E of B, dan is de voorbereiding net als bij een grote volte, dus op tijd het hoofd van het paard alvast enigszins naar binnen brengen, kijken waar je naartoe wilt, jezelf lang maken op de binnenkant.
Na de helft van een grote volte te hebben gereden ga je weer rechtuit, waarbij je het hoofd en de hals van het paard ook weer recht maakt.
Dus als je een halve grote volte bij E begint, dan stopt dit figuur bij B en ga je daarna weer gewoon rechtuit over de hoefslag.